Niet alle verzadigde vetten zijn hetzelfde

Deel dit artikel:

Eten met verzadigd vet

 

De relatie tussen verzadigd vet en het risico op hart- en vaatziekten zorgt nog altijd voor veel discussie. Sommige wetenschappers menen dat het risico afhankelijk is van de ketenlengte van de verzadigde vetzuren. Een recente studie onderzocht de relatie tussen individuele verzadigde vetzuren met verschillende ketenlengtes en het risico op een hartinfarct.1

Tekst: Rob van Berkel

Minder verzadigd vet eten; het is een bekende strategie om het risico op hart- en vaatziekten te verkleinen. Verzadigde vetten verhogen immers, vergeleken met koolhydraten, het LDL-cholesterolgehalte. Een hoog LDL is een risicofactor voor hart- en vaatziekten. Er is echter veel discussie in hoeverre verzadigde vetten een causale rol spelen bij het ontstaan van hart- en vaatziekten.

Verzadigde vetten: een heterogene groep

Een meta-analyse uit 2016 laat zien dat het effect van verzadigde vetten op het cholesterolprofiel afhankelijk is van de ketenlengte.2 Zo zouden laurinezuur (C12:0), mysterinezuur (C14:0) en palmitinezuur (C16:0), vergeleken met koolhydraten, het LDL en HDL-cholesterol verhogen. Uit diezelfde meta-analyse blijkt dat laurinezuur de verhouding totaal-cholesterol/HDL verbetert en dat ook stearinezuur daar een neutraal effect op heeft. Dit suggereert dat niet alle verzadigde vetzuren hetzelfde effect hebben op het risico op hart- en vaatziekten.

Onderzoek Deens en Brits cohort

Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen de ketenlengte van verzadigde vetten en het risico op coronaire hartziekten, is met behulp van cohorten uit Denemarken en het Verenigd Koninkrijk de relatie onderzocht tussen individuele verzadigde vetzuren en het risico op een hartinfarct.1 De onderzoekers hebben data gebruik van de twee grote cohorten EPIC-Norfolk (n=22.050) en EPIC-Denmark (n=53.375). De voeding werd nagevraagd met landspecifieke voedselfrequentievragenlijsten. Voor de analyses is de inname van sommige verzadigde vetzuren bij elkaar opgeteld. In beide cohorten is bijvoorbeeld de inname van boterzuur (C4:0) tot en met caprinezuur (C10:0) opgeteld omdat de inname ervan erg laag was en beide afkomstig zijn van zuivel. Om dezelfde reden gebeurde dat in EPIC-Norfolk voor de inname van pentadecaanzuur (C15:0) en margarinezuur (C17:0). In EPIC-Denmark waren er geen gegevens over C17:0 waardoor alleen C15:0 is geanalyseerd. De verzadigde vetzuren C12:0 t/m C14:0 en C12:0 t/m C18:0 (stearinezuur) zijn als groep geanalyseerd om een vergelijking te kunnen maken met een eerdere studie. Vervolgens is gekeken naar de relatie tussen de inname van bepaalde verzadigde vetzuren en het risico op fatale en niet-fatale hartinfarcten, waarbij gecorrigeerd is voor verschillende confounders. Hiervoor is de inname van de verzadigde vetzuren, van laag naar hoog, in vijf gelijke delen (kwintielen) verdeeld (Q1-Q5).

Er lijkt een inverse of neutrale associatie te bestaan tussen de inname van korte, middellange en oneven verzadigde vetzuren

Resultaten EPIC-Denmark
De inname van verzadigd vet lag in EPIC-Denmark op 12,5 en%. Na een mediane follow-up van 13,6 jaar waren er 2.260 (4,2%) hartinfarcten opgetreden. Voor de vetzurengroep C4:0-C10:0 werd er een niet-lineaire inverse associatie gevonden wanneer Q3 en Q4 met Q1 werden vergeleken. Andere verzadigde vetzuren waarbij een inverse associatie werd gevonden waren C12:0, C14:0 en de som van deze twee vetzuren (Q5 versus Q1). Een hoge inname van verzadigd vet uit vlees, maar niet uit zuivel (exclusief boter) was hier geassocieerd met een verhoogd risico op een hartinfarct. Het isocalorisch vervangen van C16:0, C18:0 en de vetzurengroep C12:0-C18:0 door plantaardige eiwitten zou volgens berekeningen het risico op een hartinfarct verlagen met ongeveer 13%.

Resultaten EPIC-Norfolk
De inname van verzadigd vet lag voor EPIC-Norfolk op 13,3 en%. Na een mediane follow-up van 18,8 jaar waren er 1.204 (5,5%) hartinfarcten opgetreden. Hier werden geen positieve of negatieve associaties gevonden tussen de inname van verzadigde vetten en het risico op hartinfarcten.

Beide cohorten samen
In beide cohorten kwam ruim de helft van de verzadigd vetinname van C16:0 (~52%), gevolgd door C18:0 (~22%) en C14:0 (~10%). In de gepoolde analyse van deze cohorten werd een inverse associatie gevonden tussen de inname van C14:0, de vetzurengroep C12:0+C14:0 en de som van C15:0 en C17:0 en het optreden van een hartinfarct (Q5 versus Q1). Dit werd ook gevonden voor de vetzurengroep C4:0-C10:0 (Q4 versus Q1).

Verschillen in cohorten

De verschillen in resultaten tussen Denemarken en het Verenigd Koninkrijk kunnen komen door een verschil in voedingsmiddelen, eetpatroon en leefstijl. In het Deense cohort werd er bijvoorbeeld vaker gerookt en was men lichamelijk actiever. Tot slot kan ook het verschil in het aantal deelnemers ervoor gezorgd hebben dat alleen in het ruim twee keer zo grote Deense cohort significante associaties werden gevonden. Een kanttekening moet geplaatst worden bij het feit dat voor de inname van verzadigd vet alleen de gegevens bij aanvang zijn gebruikt. Het is mogelijk dat eetpatronen na verloop van tijd zijn veranderd. Als de voeding vaker was nagevraagd, had dat de nauwkeurigheid van de verzadigd vetinname vergroot.

Conclusie

De nieuwe studie bevestigt de uitkomsten van de vier eerdere prospectieve cohorten dat er een inverse of neutrale associatie lijkt te bestaan tussen de inname van korte, middellange en oneven verzadigde vetzuren (C4:0-C10:0, C12:0, C14:0, C15:0, C17:0) en het optreden van coronaire hartziekten en een hartinfarct. Voor de verzadigde vetzuren met een langere ketenlengte (C16:0 en C18:0) worden er neutrale of positieve (ongunstige) associaties gevonden. Dit zou kunnen betekenen dat het verzadigd vet-profiel van zuivel gunstiger is voor hart en vaten dan dat van vlees.


Referenties

  1. Praagman J, et al. Consumption of individual saturated fatty acids and the risk of myocardial infarction in a UK and a Danish cohort. Int J Cardiol. 2019 Mar 15;279:18-26.
  2. Mensink R. Effects of Saturated Fatty Acids on Serum Lipids and Lipoproteins: A Systematic Review and Regression Analysis, World Health Organization, Geneva, 2016.
  3. Hu FB, et al. Dietary saturated fats and their food sources in relation to the risk of coronary heart disease in women. Am J Clin Nutr. 1999 Dec;70(6):1001-8.
  4. Zong G, et al. Intake of individual saturated fatty acids and risk of coronary heart disease in US men and women: two prospective longitudinal cohort studies. BMJ. 2016 Nov 23;355:i5796.
  5. Praagman J, et al. Dietary saturated fatty acids and coronary heart disease risk in a Dutch middle-aged and elderly population. Arterioscler Thromb Vasc Biol. 2016 Sep;36(9):2011-8.
  6. Praagman J, et al. The association between dietary saturated fatty acids and ischemic heart disease depends on the type and source of fatty acid in the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition-Netherlands cohort. Am J Clin Nutr. 2016 Feb;103(2):356-65.