Hoogleraar Renger Witkamp: ‘Bepaal per patiënt de optimale combinatie van voeding en farma’

Deel dit artikel:

Renger uitgelicht

Als zelfs de leerstoelgroep Voeding en Farmacologie naar de effecten kijkt van whole foods weet je dat er iets is veranderd in voedingsland. Wat levert dit onderzoek op en wat betekent dat voor mensen met overgewicht of chronische ziekten? Een interview met professor Renger Witkamp.   

Tekst: Stephan Peters, Foto: Michel Campfens

Hoogleraar voeding en farmacologie professor Renger Witkamp begeeft zich in zijn onderzoek op twee grensvlakken: dat tussen gezondheid en ziekte, en dat tussen voeding en medicijnen. Zijn leerstoelgroep aan Wageningen Universiteit richt zich daarbij op de mogelijkheden om met biologisch actieve stoffen in voeding, en soms in medicijnen, de gezondheid te bevorderen van zowel ‘gezonde’ mensen als patiënten. Ook bestudeert hij de wisselwerking tussen medicatie en voedingsstatus bij ouderen.

Dit interview staat ook in Voeding Magazine 4, 2017, dat op 30 december is verschenen.
Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

De wisselwerking tussen medicatie en voedingsstatus… waarom is dat zo belangrijk?

Medicijnen kunnen invloed hebben op iemands voedingsstatus. Dit is vooral belangrijk bij ouderen, die vaak meerdere middelen naast elkaar gebruiken. Daarnaast bestaat er bij de meeste  ouderen toch al een verhoogd risico op ondervoeding. In de klinische praktijk gaat men vaak nog steeds uit van het klassieke ‘farma’-concept. Daarbij staat het principe ‘one disease, one target, one drug’ centraal, terwijl veel chronische ziekten multi-factorieel zijn en er ook veel sprake is van multimorbiditeit (meerdere aandoeningen naast elkaar). Juist vanwege die multimorbiditeit bestaat de neiging om steeds meer medicijnen naast elkaar te gaan voorschrijven. Daarbij komt ook nog dat het ene middel soms dient om de bijwerkingen en risico’s van het andere te verminderen. De lijst van middelen die mensen gebruiken wordt dan steeds langer. Terwijl sommige chronische ziekten in de kiem gesmoord hadden kunnen worden door tijdige aanpassing van leefstijl, waaronder goede voeding.’

Kunt u een voorbeeld geven van zo’n extreme combinatie van pillen?

‘Binnen ons samenwerkingsproject met het ziekenhuis Gelderse Vallei stuiten we eens op een oudere mevrouw die elke dag 26 pillen slikte. Ze zal ongetwijfeld diverse aandoeningen hebben gehad, maar ze was ook een typisch voorbeeld van pillen stapelen. Bij veel ouderen begint dit bijvoorbeeld met een statine en een of meer middelen om de bloeddruk te verlagen. Ter voorkoming van stolselvorming komt er vaak een lage dosis aspirine bij. Dit geeft een risico op maagproblemen, waartegen dan weer een protonpomp-remmer wordt gegeven. Als er dan ook nog sprake is van diabetes, chronische pijn en slaapproblemen zit je al op het gemiddelde in onze onderzoeksgroep: iets meer dan zes middelen naast elkaar. Een gevolg van langdurig gebruik van protonpompremmers kan een verlaagde vitamine B12- en magnesiumstatus zijn. Dit manifesteert zich heel geleidelijk, en de symptomen lijken ook op die van het ouder worden. Daardoor worden ze gemakkelijk gemist, terwijl dit bij tijdig ingrijpen makkelijk te repareren is. In veel gevallen zien we weliswaar een associatie met medicatie, maar is de echte oorzaak van het tekort aan een bepaald micro-nutrient de onderliggende ziekte. We vragen ons in toenemende mate af of dit niet al bij diagnose het geval zal zijn geweest, en of tijdige correctie van de voeding niet tot minder medicatie had kunnen leiden.’

‘We vragen ons in toenemende mate af of tijdige correctie van de voeding niet tot minder medicatie had kunnen leiden’

Wat is er in de afgelopen tien jaar veranderd in uw vakgebied?

‘Toen ik hier in 2006 begon, geloofden we nog zo in stofjes dat we gekscherend tegen elkaar zeiden: “Statines; die worden binnenkort aan melk toegevoegd.” Nu zijn we bij het  onderzoek weer terug bij de effecten van whole foods in plaats van stofjes. We moeten naar de fysiologie kijken; voeding heeft effecten op het totale proces. Als voorbeeld geef ik weer  de magnesiumstatus. Magnesium is betrokken bij de werking van honderden enzymen. Maar bij een ogenschijnlijk tekort blijkt een magnesiumsupplement niet per definitie te helpen. Sterker nog; de vraag is of het magnesiumtekort een oorzaak is van een ziekte, het gevolg ervan, of misschien een gevolg van de behandeling met medicijnen. Datzelfde geldt voor de vitamine D-status waarover nu veel wordt gediscussieerd. Is een lage vitamine D-status een oorzaak van de problemen of een marker voor een slechte gezondheid?

Uw pleidooi voor ‘food first’ kan klinken als ‘antipil’.

‘Nee, absoluut niet. Ik ben wel voor een veel betere samenwerking tussen de werelden van de voeding- en die van de farma. Bij Stichting Voeding Leeft komen die twee werelden al bij elkaar. We proberen voor elke patiënt het optimale eruit te halen door met verschillende wetenschappelijke instellingen te werken en niet automatisch naar de farma te grijpen. Soms kan een patient door verandering van leefstijl met minder geneesmiddelen toe, soms gaat het alleen om de ervaren gezondheidswinst. Dat laatste is een lastig begrip voor veel wetenschappers, maar als het welzijn en de kwaliteit van leven van de patient daardoor verbetert, vind ik dit relevant.’

‘Is een lage vitamine D-status een oorzaak van de problemen of een marker voor een slechte gezondheid?’

Hoe denkt u over voedingssupplementen?

‘Ik ben daar erg pragmatisch in: micronutriënten moet je natuurlijk in de eerste plaats uit je voeding halen. Maar als ik naar mezelf kijk, zijn er veel dagen waarop ik de aanbevelingen niet haal. Dan vind ik het uit pragmatisch oogpunt prima om een multivitamine te nemen. Zo slik ik ook regelmatig omega-3 vetzuren. Maar dat is het dan wel. Hooggedoseerde vitaminepreparaten moet je niet nemen; denk maar aan de problemen die zijn ontstaan door die enorm hoge doses vitamine B6. Ik heb ook moeite met het nemen van pillen als ‘goedmakertje’ voor een ongezonde leefstijl en met de vele claims rondom supplementen. Zo werd er bij het Amsterdam Dance Event reclame gemaakt voor een voedingssupplement dat zou beschermen tegen gehoorschade. Grote onzin; waarschijnlijk kon je die dingen nog het beste in je oren stoppen!’

En wat vindt u van de afvalpil of van eetlustremmers?

‘Het ontstaan van overgewicht is zo complex. Dat kun je niet zomaar afremmen met een pilletje dat op een enkel target werkt. Als ze al werken dan is het maar beperkt en gaat dit vergezeld met vervelende tot zelfs ernstige bijwerkingen. Er zijn voorbeelden te over en de NVWA geeft regelmatig waarschuwingen, bijvoorbeeld voor ‘sportpreparaten’ die zouden helpen vet te verbranden. Die veroorzaken vaak hartklachten. Het met pillen remmen van de eetlust is een farmacologisch gevecht tegen ons sterkste instinct. Ik heb net als veel anderen een tijdje geloofd in de mogelijkheid om door middel van specifieke moleculen de verzadiging te stimuleren. Men ging er van uit dat dit zou kunnen door het stimuleren van receptoren die nutriënten waarnemen in het darmkanaal. Dit leidt weer tot een verzadigingssignaal naar de hersenen. Tot nu toe zijn het allemaal veel te grote beloftes gebleken.’

Maar hoe kunnen we mensen met overgewicht dan helpen?

‘Ik zie wel toekomst in het verhogen van de beloningswaarde van gezond voedsel. Mensen eten vooral uit hedonistisch oogpunt. Het moet lekker zijn; dat is nu eenmaal zo. Als je die ‘lekkerheid’ in ogenschouw neemt, kun je kijken hoe je ‘belonende’ eigenschappen van voeding kunt vergroten zodat het meer bevredigt. We eten met zijn allen te weinig groente en fruit. Stel je eens voor dat je bijvoorbeeld door slimme veredeling het ‘lekker-effect’ kan doen toenemen. Dan gaan mensen ook meer van die producten eten.’

Kunnen we in de toekomst ziekten genezen met voeding of voedingsstoffen?

‘Dat kan nu al bij ziekten die een oorzaak hebben in een ongezonde leefstijl. Denk aan het afremmen of zelfs omkeren van type 2 diabetes, door mensen af te laten vallen, gezonder te laten eten, meer te laten bewegen, et cetera. Ik zie ook kansen op het gebied van voeding in relatie tot hart- en vaataandoeningen en aandoeningen van het maagdarmkanaal. Ook bij mensen met reuma en multiple sclerose (MS) hebben we – binnen Voeding Leeft – voedingsinterventies gedaan. Die hadden weliswaar geen effect op het ziekteproces, maar de ervaren gezondheid en kwaliteit van leven van de patiënt ging er wel door vooruit. Dat is natuurlijk mooi!’

U gelooft niet in supplementen maar wel in complexe voedingsproducten?  

‘Ik zal het proberen te verduidelijken. De voedingswetenschap heeft zich in het recente verleden sterk gericht op individuele inhoudstoffen. Dat heeft geen spectaculaire resultaten  opgeleverd; we hebben geen gezondheidswinst geboekt door vitamines en dergelijke te gaan slikken. We moeten dus ‘andersom denken’; niet vanuit stoffen, maar vanuit whole foods. Neem deze karnemelk: waarin zitten de gezondheidseffecten van karnemelk? Alleen in calcium? Dat denk ik niet. Als ik nu al het water eruit haal en het extract overhou; wat heb ik dan? Geen supplement, want daar zit maar een enkele stof in. Het gaat om het geheel; de combinatie van stoffen en matrixeffecten. Daar moet de voedingswetenschap zich op gaan richten. Deze denkwijze kan ons heel veel leren als we er allemaal voor open staan. Altijd vanuit de gedachte: ik ben wetenschapper, dus ik weet het niet…’

‘We moeten ‘andersom denken’. Niet vanuit stoffen, maar vanuit whole foods. Het gaat om het geheel; de combinatie van stoffen en matrixeffecten’

‘Het is goed om voedingsstoffen in hun gezamenlijkheid te bekijken, zoals de systeembiologie dat doet. We hebben ons bijvoorbeeld lang gericht op de gezondheidseffecten van alleen calcium, terwijl we calcium en magnesium gezamenlijk met vitamine D moeten beschouwen. Wellicht leren we in de toekomst dat zelfs dit nog te beperkt is. Mechanismen zijn veel complexer dan we tot nu toe dachten. Daarom moeten we ons richten op de totale matrix van voedingsmiddelen. Het manco van het stofjesdenken kun je als volgt zien: als je bij een slechtlopende auto onder de motorkap kijkt en ziet dat de ruitensproeier leeg is, betekent dit niet dat de motor weer goed gaat lopen als je het reservoir bijvult. Zeker bij het menselijk lichaam moeten fysiologie, biochemie en gezondheid vanuit een groter geheel worden bekeken.’

Wat vindt u van de huidige discussies over gezond eten?

‘Wat ik jammer vind, is het hoge ‘welles-nietes’-gehalte bij deze discussies. Laten we wat relaxeder omgaan met voeding. Ook voedingswetenschappers moeten vaker hun mond houden, luisteren naar anderen, en niet vooral hun gelijk willen halen. Afzonderlijke studies hebben altijd hun beperkingen.’

Welke kansen ziet u op het gebied van preventie?

‘De basis voor de preventie van welvaartsziekten ligt bij kennis en vaardigheden en daarmee  bij goed onderwijs. Het kennisniveau is op dit moment erg laag. Als je mensen vraagt wat ongezond of gezond is, komen ze vaak niet veel verder dan een paar op zichzelf staande  ongezonde (‘foute’) en gezonde (‘goede’) producten. Men denkt tegenwoordig erg zwart-wit. Tot mijn grote frustratie is de kennis over gezond eten ook bij artsen zeer gebrekkig. Daar moet echt iets aan gebeuren, want zij kunnen mensen motiveren om gezonder te leven en een gedragsverandering bewerkstelligen. Dat betreft zeker niet alleen gezonder eten, maar de totale leefstijl. Dus ook: meer bewegen, goed slapen en minder stress. Lang niet iedereen weet dat verkeerd eetgedrag kan leiden tot serieuze gezondheidsproblemen op latere leeftijd.’

Zijn er nog meer manieren om mensen te verleiden tot gezonder eten?

‘Wat betreft preventie geloof ik ook echt in de gezonde omgeving of de gezonde stad. Ik ben liberaal, maar van mij mogen snoepautomaten verboden worden in ziekenhuizen en  scholen! Bij de Stichting Voeding Leeft – waar ik een groot fan van ben – vinden we dat het gezonde alternatief wel aantrekkelijk en lekker moet zijn. Eén van de uitgangspunten bij Voeding Leeft is: eet vers en zo min mogelijk bewerkt. Natuurlijk kun je niet zeggen dat bewerkt altijd slecht is, maar het werkt goed als praktische leidraad. Een ander uitgangspunt is dat je pragmatisch moet denken. Als je een omgeving inricht of gedragsverandering wil bewerkstelligen, moet het vol te houden zijn. Ik vind dat een omgeving moet stimuleren om te bewegen, bijvoorbeeld door liften achterin een gebouw te plaatsen en niet prominent bij de ingang.’

Bent u voorstander van de suikertax?

‘Ik ben in principe niet voor dwingende maatregelen. Over de suiker- en vettax hoor ik veel wisselende verhalen. De effectiviteit van zo’n extra belasting hangt onder andere af van de economische situatie. Als in Nederland een blikje cola 20 cent duurder wordt, zullen niet zoveel mensen het opeens laten staan. En als die 20 cent gewoon in de schatkist verdwijnt, levert het geen gezondheidswinst op. Daarnaast moet je dit soort maatregelen altijd op de weegschaal ‘dwang’ versus ‘stimuleren’ leggen. Ook al valt een deel van onze voeding onder genotsmiddelen, zoals snoep en alcohol, moet je alles toch in het juiste perspectief zien. Voeding met toegevoegde suiker is niet gezond, maar als je het vergelijkt met roken, is een keer een taartje eten echt niet slecht. Ik ben wel voor minder toegevoegde suiker, maar niet voor draconische maatregelen. Wat wel werkt is de gezonde wijk waarvan in Nederland verschillende voorbeelden zijn. Daar gebeurt het zonder dwang en door op meerdere factoren tegelijk in te zetten. Een groot draagvlak blijkt hierbij essentieel. Daarom moet er op scholen en thuis ruim aandacht worden besteed aan voeding en gezondheid. En niet alleen bij kinderen; ook de betrokkenheid van ouders is cruciaal voor zo’n gezonde wijk.’