Sportdiëtist Marcel Hesseling: ‘Verlaagde botdichtheid is een onderschat probleem binnen de duursport’

Deel dit artikel:

Interview met Marcel Hesseling, sportdiëtist van de LottoNL-Jumbo wielerploeg.
Een korte weergave van dit gesprek staat in Voeding Magazine 3, 2016.

Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

Meld je aan!

sportdietist_marcel_hesseling


Marcel Hesseling is sportdiëtist, met als specialisatie topsport. Als voedingsadviseur van het wielrenteam LottoNL-JUMBO en van de Rabobank-Liv dameswielerploeg maakt hij uitgebreide voedingsplannen voor elke renner en gaat hij mee naar grote wielerrondes.

Waarom de wielersport?

‘Ik heb zelf op hoog niveau gemountainbiked en die fietservaring neem ik natuurlijk mee bij het profwielrennen. Ik weet wat een hongerklop is en hoe het voelt om met slechte weersomstandigheden op de fiets te zitten. Daarnaast vind ik het erg leuk om voedingswetenschap te vertalen naar de praktijk van het wielrennen. Het gaat dan niet alleen om het vertalen van wetenschap, maar vooral om het implementeren van die kennis in de dagelijkse wielerpraktijk. Dat is niet makkelijk.’

Een heel wielrenteam adviseren: hoe pak je dat aan?

‘De LottoNL-Jumbo ploeg bestaat uit 28 wielrenners en een begeleidingsstaf van meer dan 50 mensen. Als je iets wilt verbeteren, moet je een heel team meenemen. Bij een meerdaagse ronde als de Tour de France komt alles op de voorbereiding aan. De kok die meegaat, neemt al mijn adviezen mee en gaat daarmee aan de slag. We maken een menuplan die is afgestemd op de inspanningen van de dag.’

Is dat advies geheel op maat?

‘We stellen die zo precies samen dat de renners zo weinig mogelijk hoeven na te denken en hun concentratie op het wielrennen kunnen richten. We maken van tevoren voor alle dagen een inschatting van hun energiebehoefte en plannen alle maaltijden en drink- en eetmomenten tot in detail. Voor de sleuteletappes krijgen de renners een uitgewerkt voedingsplan. Ze weten dan exact wat, hoeveel en wanneer ze wat moeten eten en drinken. Vanuit de ploegleidersauto’s worden de renners hier ook op gecoacht.’

Hoe bereid je de renners voor op een wedstrijd?

‘Bij de voorbereidingen door het jaar heen werken we met de renners naar piekwedstrijden toe. Trainingen en voeding worden daarbij altijd op elkaar afgestemd. Bij de trainingen wordt altijd nagedacht hoe we voeding erbij kunnen inzetten om de trainingsprikkel en mate van adaptatie te vergroten. Daarbij kan je denken aan het variëren met koolhydraatinnames en het inzetten van prestatie bevorderende voedingssupplementen, uiteraard standaard gecontroleerd en vrij van dopinggeduide stoffen.’

Hoe zit het met laag koolhydraten en de wielersport?

‘Tijdens meerdaagse rondes hebben wielrenners veel tijd om met elkaar te praten en zien ze andere teams dingen anders doen. Als zo’n team goed presteert, willen ze dat ook. Een voorbeeld hiervan is het inzetten van trainingen met een koolhydraatbeperkt voeding met als doel de aanmaak van nieuwe mitochondria te stimuleren. Daardoor kan een hoger vermogen op de fiets worden geleverd en wordt de energielevering meer vet georiënteerd. Koolhydraten worden dan tot de finale gespaard. Maar veel sporters zijn geneigd om dit in extreme uit te voeren. Meer is beter, is dan vaak de gedachte.’

Wat zijn daarvan de risico’s?

‘Een koolhydraatbeperkt voedingspatroon eindigt bij een extreme toepassing vaak in een energiebeperking. Dit kan verkeerd uitpakken, met als gevolg een minder goede belastbaarheid en verhoogde kans op ziekte. In overleg met de begeleidingsstaf stemmen we dit af op de kwaliteiten en doelen van de renner. Voor een klassementsrenner is het interessant, terwijl dit veel minder geldt voor een sprinter. Veel koolhydraatbeperkt trainen kan namelijk ten koste gaan van het sprintvermogen.’

Hoe gaan wielrenners om met hun energiebalans?

‘De laatste tijd is er meer aandacht voor de energiebalans bij atleten in de extremere duursportvarianten. Atleten onderschatten vaak hoeveel calorieën ze moeten eten. Bij extreme duursporters kan het verschil tussen energieverbruik en -inname wel 1500 tot 2000 kcal per dag bedragen. Tegenwoordig worden veel wedstrijden bergop beslist, waarbij geldt hoe hoger het vermogen per kilogram lichaamsgewicht des te harder je omhoog fietst. Het merendeel van de topklimmers zit volgens de BMI-classificatie tegen ondergewicht aan, maar kunnen hierbij wel topprestaties leveren. Daarin schuilt het gevaar van te weinig eten.’

Wat is het gevaar voor duursporters als ze te weinig eten?

‘Bij verschillende duursporten waar een laag gewicht een belangrijke rol speelt, zie ik atleten langskomen met een verlaagde botdichtheid. Er is al genoeg geschreven over het chronisch te weinig innemen van calorieën – het relative energy deficiency syndrome – bij vrouwelijke topsporters. Een typisch verschijnsel is bijvoorbeeld dat de menstruatie wegblijft. Bij mannen zie je geen acuut effect, maar wel die verlaagde botdichtheid. Daarvoor is aandacht aan het ontstaan, maar het is nog een onderschat probleem binnen de extreme duursport. Ik ben persoonlijk van mening dat dit een nog onderschat probleem is binnen de extreme duursport. In ieder geval is het van belang om de energiebalans altijd goed in kaart te brengen en atleten uit te leggen wat de risico’s van een te lage energie-inname op de lange termijn kunnen zijn.’

Zit zuivel in je voedingsadvies?

‘Voor het grootste gedeelte gaat de voeding bij grote rondes kant-en-klaar mee uit Nederland. Denk hierbij aan herstelmaaltijden, warme maaltijden en producten voor het ontbijt. De invulling van alle maaltijden is vooraf bedacht. Alleen het ontbijt kunnen de renners zelf invullen. Veel renners nemen zuivel in combinatie met havermout. Verder gebruiken we eiwitten afkomstig uit zuivel, zoals wei-eiwitten voor het direct herstel na de inspanning en langzaam opneembare caseïne-eiwitten voor het nachtelijk herstel. Onze kok maakt regelmatig shakes op basis van ricotta, dat hoog is in wei-eiwit. Dat mixt hij met yoghurt om vloeibaarder te maken. Na de koers is de kok al in het hotel en kunnen de renners zo een shake pakken en bij de desserts yoghurt en kwark. Shakes mengen we trouwens aan met water. We wisselen dat wel af met zuivelproducten: zuivel met fruit erin bijvoorbeeld.’

Hoe denk je over supplementen?

‘De meest gebruikte supplementen zijn cafeïne, beta-alanine en natriumbicarbonaat. Deze ter bevordering van de prestatie. Met natriumbicarbonaat heb ik erg goede ervaringen. Het werkt goed tijdens tijdritten om verzuring tegen te gaan. Het is hier wel zaak goed te weten hoe hiermee om te gaan. Als je het niet goed doet, dan kunnen mensen er maagdarmklachten van krijgen. Je moet het goed op de renner aanpassen. Het is in dit geval altijd zoeken naar een passend protocol, afhankelijk van de omstandigheden en hoe een atleet erop reageert.’

Wat is je mening over beta-alanine?

‘In hoeverre beta-alanine werkt, is in de praktijksituatie van het wielrennen lastig te achterhalen. De duur van de laadfase van meerdere weken, waarin je ook een bepaalde mate van trainingseffect door het trainen verwacht, maakt het voor een renner lastig om aan te geven of beta-alanine hem iets extra’s brengt. Maar ook hier blijft het maatwerk.’

Gebruiken wielrenners bietensap?

‘Bietensap werd in het verleden veel gebruikt om prestatie te bevorderden, maar is nu op zijn retour. Je ziet er wel weer andere producten voor in de plaats terugkomen. Kersensap wordt bijvoorbeeld tegenwoordig steeds vaker ingezet om spierschade tegen te gaan. De claim die hierop wordt gebruikt is dat het spierschade zou kunnen voorkomen. Nu zie je, net als voorheen met bietensap, kersensapconcentraten op de markt komen.

Is het voedingspatroon van wielrenners veel veranderd?

‘Bij. Verder gebruiken we multivitaminen, vitamine D en antioxidanten. Ook maken we gebruik van probiotica om tijdens grote rondes de kans op luchtweginfecties en maagdarmklachten te verkleinen.’

Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

Meld je aan!